Het beoordelen van subsidies is kunst, geen acrobatie
Ik schreef een opiniestuk over de ideale samenstelling van de beoordelingscommissie circus. Toen ik net klaar was, vernam ik echter de nieuwe samenstelling ervan. Ik heb mijn tekst meteen in de prullenbak gekieperd. Aan de slag dus met een nieuw stuk. Ik stel vragen over enkele heikele kwesties, die de beoordelaars op hun weg zullen tegenkomen. Daarna stel ik vragen aan de Vlaamse overheid en het brede circusveld.
Voor wie niet zo goed weet hoe het werkt: om aan een structurele subsidie voor vijf jaar te komen via het Circusdecreet, moet je een beleidsplan indienen dat voorgelegd wordt aan een beoordelingscommissie. Er is een eenvoudiger procedure voor projectsubsidies. De commissieleden beoordelen de kwaliteit van de aanvraag. Dat is een delicaat proces. De commissie beoordeelt immers niet de kwaliteit van de output, maar van de input. Je beoordeelt enkel de neergeschreven intenties. Woorden doen er dus veel toe, daden veel minder. Organisaties die al een tijdje meedraaien kunnen verwijzen naar eerder werk. Ook dan blijft het aartsmoeilijk. De kwaliteit van een circuscreatie of -werking beoordelen is niet zoals het meten van de kwaliteit van een nieuwe asfaltlaag op een openbare weg. Een commissie meet geen prestaties, ze beoordeelt immaterieel werk en de bijhorende waarden.
Dat gebeurt in een welbepaalde context, het al bij al kleine Vlaamse circusveld. De onderlinge relaties zijn talrijk. Echter, om subsidies goed te beoordelen is afstand wenselijk. Maar ook nabijheid, want oordelen vereist kennis van het circusveld. Als goede collega's in beeld komen, gaat het stevig wringen in hart en hoofd. En wat met je eigen aanvraag? Aan de beoordeling ervan mag je niet participeren, evenmin aan die van gezelschappen of werkplaatsen waar je mee samenwerkt. Dat verengt sterk de pool van mogelijke beoordelaars.
Vooraf nog dit: we missen een kader voor de beoordeling. Er is een decreet maar geen strategische visienota zoals bij de kunsten. Er is voor het eerst wel een landschapstekening, al is het eerder een aanzet ertoe. Er is enige acrobatie vereist om goede adviezen te geven, maar vooral veel inzicht in artistiek en educatief werk.
Geachte leden van de beoordelingscommissie, ik heb een aantal vragen voor jullie. Ze overstijgen de klassieke dossierbeoordeling.
- Er zit stevige groei in de cirq, zo blijkt uit de landschapstekening. Zeker in kwantiteit maar ook in kwaliteit. Die groei moet vanzelfsprekend ondersteund worden. Maar is daar geld voor? Binnen welk budget moet de beoordelingscommissie adviseren? Welke prioriteiten ziet de commissie? En stroken ze met die van de administratie, want zij beoordelen de ontwikkelingsbeurzen? Hoeveel werkplaatsen, hoeveel circusateliers, hoeveel organisaties zijn wenselijk, en hoe groot kan dat veld zijn? Welk budget is er nodig? Wat is haalbaar? Er zullen een rits nieuwe organisaties kandideren voor structurele subsidies. Is dat de gewenste piste? Deels wel, deels niet? Moeten we niet inzetten op meer projectmiddelen? Structurele subsidie zorgt ook voor bureaucratisering. Iedereen een zakelijk leider, een communicatieman of -vrouw, eigen technici? Moeten subsidies daar naartoe? Of eerder naar circuskunstenaars? Dat wordt een stevige kluif. Het budget van de Vlaamse overheid reikt nu eenmaal niet tot in de hemel.
- Stel je voor dat de overheid jullie dwingt om de aanvragen te beoordelen binnen het bestaande budget. Welke houding neemt de commissie aan? Gaan jullie daar zomaar mee akkoord? Of gaan jullie, activisten van het circus – dat hopen velen toch – aandringen op meer centen, op hogere subsidiebedragen?
- Wat als er nomadische / traditionele circussen indienen? Hun werk staat steeds verder af van het hedendaagse circus. Hoort hun werk in het Circusdecreet thuis, of eerder in de culturele economie? Ze hebben een specifiek verdienmodel. Misschien is de taxshelter een betere optie, zoals het commercieel theater?
- De minister neemt de subsidiebeslissing. Ze baseert zich op twee adviezen: van de beoordelingscommissie en van het Departement. De rol van het Departement is vandaag niet zo duidelijk. In de kunsten ligt die vooral in het onderzoek naar de haalbaarheid en geloofwaardigheid van het zakelijke luik. De ondersteuning van de beoordelingscommissie is cruciaal: verslaggeving, documentatie bezorgen, terugkoppeling van ontwerpadviezen, betrokkenheid bij evaluaties... De inhoudelijke en artistieke beoordeling, ook van het zakelijke plan, komt de beoordelingscommissie toe. Ga je daar ook op toezien?
- Circus is niet talig en dat biedt internationale kansen. Veel Vlaamse circuskunstenaars spelen buitenlands. Dat is wenselijk en nodig. In ons kleine binnenland zijn de speelkansen beperkt, al zien we dat er steeds meer circus geprogrammeerd wordt, ook door cultuurcentra. Gaan jullie die internationalisering goed bekijken in de beleidsplannen van gezelschappen en werkplaatsen?
- De kwaliteitscriteria dan. Ze zijn oké, maar voor interpretatie vatbaar. Profilering, positionering, uitstraling, langetermijnvisie, artistieke kwaliteit, spreiding (gezelschappen), samenwerking, internationale werking... De ervaringen in de kunsten tonen de wenselijkheid van een eenduidige interpretatie. Pak je die bij de opstart even vast?
Geachte overheid en beste circusveld, ik heb ook voor jullie enkele vragen.
- Het Circusdecreet bevat professionele werkingen, amateurkunsten en circuseducatie. Vergelijk even met het Deeltijds Kunstonderwijs (DKO). Muziek, dans, theater krijgen via het DKO veel meer ondersteuning dan het circus. De middelen zijn onrechtvaardig verdeeld. Circus staat achteraan in de rij. En de amateurkunsten, ook hiermee is interactie gewenst, toch? Worden er bruggen gebouwd?
- Waarom is het circus in het Departement nog steeds ondergebracht bij het sociaal-cultureel werk? Het is historisch te verklaren, maar het zegt ook iets over de wijze waarop een overheid deze artistieke sector bekijkt. Of is het omdat ook de amateurkunsten en de circuseducatie erin vervat zitten? Moeten we niet dichter bij de kunsten aanleunen? Circus is per definitie een interdisciplinaire kunstvorm. Dat maakt het circus ook uniek. Het kan zorgen voor kruisbestuivingen die beide velden rijker kan maken. Het kan meer waardering opleveren. Het hedendaagse circuswerk was nog pril toen minister Bert Anciaux indertijd opteerde voor een eigen decreet voor circuskunsten. Terecht, zeker. Het eerste decreet dateert uit 2008, 17 jaar geleden dus. Is circus de puberteit ontgroeid? Jongvolwassen? Volwassen? Klaar om samen te gaan wonen met de kunsten? Of is het beter apart te blijven en het Circusdecreet te moderniseren zoals de beleidsnota van de Cultuurminister aankondigt?
- Een strategische visienota zou het circusbeleid vooruit kunnen helpen. Het biedt een kader voor het veld, het beleid en de beoordeling. Komt er de volgende keer zo'n nota?
Ik wens alle betrokkenen veel goede moed toe en de circuswereld een zeer vruchtbaar eindresultaat.
Bart Caron is voormalig Vlaams parlementslid en circusliefhebber.
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #82 (maart 2025)
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.