Gennez' beleidsnota Cultuur: een evenwichtsoefening in politieke cultuur

25-11-2024

De beleidsnota Cultuur start met een fijne en warme intro. Het doet deugd te mogen lezen over de autonomie van de kunstenaar, het verbindende van cultuur, het belang van gelijke kansen en van participatie en democratische toegang tot cultuur en het werken aan inclusie voor kansengroepen. Het is ook fijn dat er naast de kunsten ook veel aandacht gaat naar het sociaal-cultureel werk en het cultureel erfgoed

De minister stelt dat ze bovenal partner wil zijn van de creatieve en culturele sectoren. En vooral dat daarbij vertrouwen het fundament is. Dat staat haaks op het meest opvallende kenmerk van de vorige beleidsperiode, namelijk het groeiende wantrouwen tussen de overheid en het culturele veld.

Voor 2025 bedraagt het globaal cultuurbudget 779.411.000 euro. Dat is ten opzichte van 2024 een (stevige) stijging met 82,9 miljoen (14,9%), waarvan infrastructuur en indexering de slokoppen zijn. Het is een stevige stijging.Dat schept vertrouwen. De sector hoeft zich niet te wapenen voor nieuwe besparingen en diep snijdende ingrepen.
Er komt vooral een pak geld bij voor infrastructuur. Dat is veruit de grootste stijger van de cultuurbegroting. Plus 73,8 miljoen, een stijging met 88,3% Vorig jaar was het bedrag voor infrastructuur reeds gestegen met zowat 40 mijoen. In 2023 bedroeg het slechts 28,4 miljoen euro. Dat zijn in principe eenmalige uitgaven. Het is niet duidelijk of dat bedrag de komende jaren op hetzelfde peil blijft.
Daarnaast zijn er tal van andere, veeleer beperkte stijgingen van subsidies. Meest opvallend zijn de middelen voor het KMSKA. De toelage wordt met 2,7 miljoen euro verhoogd.
Geruststellend is het feit dat zowel subsidies voor lonen en deze de werking worden geïndexeerd. Niet volledig weliswaar. Het gaat om 7,29 miljoen (waarvan 1,4 miljoen voor werking).
Infrastructuur dan. Infrastructuur duurzaam en toekomstbestendig maken, staat voorop. De minister zal ook lokale besturen aanmoedigen om hun regierol op te nemen en verder te versterken. Uiteraard is kwaliteitsvolle infrastructuur essentieel voor een goede culturele werking. Het wordt in toenemende mate een topprioriteit. Dat is ambitieus. Ik durf een gestructureerde samenwerking met de lokale besturen suggereren, misschien zelfs met financiële stimulansen. De lokale besturen hebben het financieel immers niet zo makkelijk. De minister bepleit ook het principe van gedeeld en tijdelijk ruimtegebruik. Goed, misschien kan ze experimenten opzetten? De nieuwe regering zet veel in op de eigen infrastructuur van de Vlaamse overheid, met zowat 100 miljoen gespreid over de beleidsperiode. Tof dat het Amerikaans Theater er (opnieuw) komt en die andere projecten zoals het Kaaitheater, Beursschouwburg enz. verder gezet worden. Fijn dat via de sectorale investeringssubsidies voor bovenlokale cultuurinfrastructuur doorlopen.
De renovatie van het Oostendse Mu.Zee krijgt een aparte vermelding. Goed, maar blijft het dan wel op de originele locatie? Er is toch ook sprake van een verhuis naar het Thermae Palace op de zeedijk? Het zou gek zijn het museum te renoveren en vervolgens het museumgebouw te verlaten. Het cultuurbudget is daar te nauw bemeten voor.
Eerst over het bovenlokaal cultuurlandschap. De minister zal de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS'en) met een bovenlokale cultuurwerking structureel blijven ondersteunen, met het oog op een volledige gebiedsdekking. Dat is prima, maar je kan er toch een paar vragen over stellen. Maar wat komt er terecht van de intentie van ex-minister Somers om voor alle vormen van intergemeentelijjke samenwerking tot een eenvormig bovenlokale geografische indeling te komen. En wat met de verrommeling, ik bedoel de geschetste IGS'en, de Erfgoedcellen, de Intergemeentelijke Erfgoeddiensten, structuren die al dan niet autonoom of ingebouwd zijn in streekintercommunales? Merkwaardig is de gedachte in de beleidsnota dat de openbare bibliotheken in deze IGS'en als knooppunt en katalysator zouden kunnen fungeren tussen de lokale, bovenlokale en Vlaamse cultuurbeleving. Openbare bibliotheken kunnen hier een rol in spelen, maar zij kunnen dat onmogelijk alleen aan; er zijn ook de cultuur- en gemeenschapscentra die een grotere rol kunnen spelen als 'knooppunt'. Maak hier geen denkfouten aub.
En dan komt opnieuw de bovenbouw (de steunpunten e.d.) in beeld. Sinds 20 jaar wil elke minister hier in ingrijpen. Het doel is: de samenwerking versterken en een zo groot mogelijke efficiëntie nastreven. Tja. Is het niet zo? En dus weer een nieuwe visienota, de zoveelste. Misschien kan de minister ook eens luisteren naar de organisaties uit de bovenbouw?
Nog zo'n punt is het subsidiestelsel zelf. Het is in de vorige legislatuur op orde gezet, inclusief een 'harmonisatie van standaarden en procedures'. Maar nee, opnieuw wordt een 'herdenking' aangekondigd. Met het oog op meer doelmatigheid in een geïntegreerd cultuursubsidiestelsel. Chique woorden, maar is dat een nodige operatie? De meeste sectoren verlangen naar een periode van decretale rust.
Wel heel terecht is de aandacht in de beleidsnota voor het beoordelingssysteem (de beoordelingscommissies). Daar mag inderdaad over nagedacht worden. Niet alleen in functie van haalbaarheid en werkbaarheid, maar ook qua methodieken, vereiste competenties, deontologie en procedures. Er loopt nog teveel fout.
Over naar het cultureel erfgoed, of liever met 'erfgoed' in brede zin. De minister wenst een samenwerking tussen onroerend, roerend en immaterieel erfgoed. Dat zijn vele betrokkenen principieel genegen. Mag ik even opmerken dat in zowat alle landen in Europa het onroerend erfgoed bestuurlijk deel uitmaakt van het cultuurbeleid, het 'moeder'huis van all erfgoedzorg. Dat de ministers en de administraties starten met het stimuleren en optimaliseren van de samenwerking. Dat zal al een onwaarschijnlijk moeilijke oefening zijn. Wat zeker niet mag gebeuren is dat het beleidsdomein CJM (Cultuur, Jeugd en Media) uitgekleed wordt.
Daarnaast lezen we veel goede initiatieven, o.a. een evaluatie en bijstelling van het idemniteitsdecreet, een sterkere regeling voor het buiten Vlaanderen brengen van cultuurgoederen enz. Het valt ook op hoeveel aandacht de topstukken krijgen in de beleidsnota. Daar is inhoudelijk niks fout mee, maar het is duidelijk een erfenis van een zwak beleid in het verleden. Iets meer vragen kan je stellen over de toekomst van FAAM, het virtuele museum van Vlaanderen. Het is een fameuze erfenis, die blijkbaar niet geeft wat ervan wordt verwacht, want nu is het de bedoeling om op bestaande erfgoedlocaties een 'belevingscentrum' te maken rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur. Jammer dat de overheid niet erkent dat al onze erfgoedactoren samen, onze musea, archieven, beschermde monumenten en dorps- en stadsgezichten, enzovoort, dat eigenlijk al zijn. Hen versterken zou hun rol sowieso nog belangrijker maken. Daar nog een laag op leggen met een Vlaams Leeuwke op geborduurd, is een vorm van instrumentalisering waarvan de meerwaarde twijfelachtig is. Het identitaire cultuurbeleid van de N-VA is nog sterk aanwezig.
De aandacht voor een restitutiebeleid, voor een rampenstrategie voor het erfgoed, het collectiebeleid van de Vlaamse overheid en vele andere aandachtspunten in het cultureel-erfgoedbeleid, is waardevol.
Over naar de kunsten en het Kunstendecreet. Het decreet opnieuw opschudden is geen aangewezen piste. De strategische visienota laat voldoende ruimte voor de minister om accenten te leggen. Dat Gennez de kunstensector wil stimuleren om nog meer aandacht te hebben voor maatschappelijke impact, beoogd publieksbereik en –beleving en het belang van samenwerking en spreiding in landelijke gebieden, zijn heel terechte accenten. Doen!
Komt er nu een fusie van de grote orkesten? De beleidsnota spreekt over 'doorgedreven laten samenwerken'.
Leesbevordering, een doel dat eerder thuishoort in een eerder luikt over participatie, is een ander speerpunt in het nieuwe beleid. De minister schrijft in het opperbeste ambtenarees: 'Ik ga hiervoor beleidsdomeinoverschrijdend op zoek naar een adequate financiering binnen een passende beheerstructuur. Bibliotheken en Iedereen Leest nemen hier een belangrijke rol in op.' Wat zou dat betekenen? Dat anderen de facturen moeten betalen? Wie dan wel?
Het bloeiende circusveld verdient de nodige steun. Er is volgend jaar een nieuwe subsidieronde. Over circus noteert de minister een uitdrukkelijke beleidsoptie: 'Het Circusdecreet van 2019 ga ik evalueren en waar nodig het regelgevend kader aanpassen.' Dat is een nuttige oefening. Maar het is nu wel tijd voor een meer matuur beleid voor een (bijna) mature sector. Deze interdisciplinaire kunstvorm is innovatief, bereikt een hoge kwaliteit en is toegankelijk voor brede publieksgroepen. Redenen genoeg om hier extra in te investeren. En daarvoor hoeft de minister niet te wachten tot 2030.
En dat er blijvend en zelfs meer dan ooit nood is aan Vlaamse kwaliteitsvolle film en de tv-fictie en -documentaire, is een feit. Een klein taalgebied en de kleine markt zijn ernstige handicaps.
Over de tax shelter zal ik als koele minnaar ervan, zedig zwijgen. Ik besef goed genoeg dat zonder de tax shelter veel producenten zouden bloeden. Maar er is wel nood aan een vorm van kwalitatieve beoordeling of toetsing.
Over ondernemerschap kunnen we kort zijn. De cultuursector is heel ondernemend, maar is niet op financiële winst gericht, maar op kwaliteitsvolle culturele prestaties, op een verankering in de samenleving, op het bereiken van zo ruim mogelijke publieken en deelnemers, op gemeenschapsvorming en maatschappelijke verandering. Daarvoor moet je ondernemend zijn. Is dat niet voldoende voor de overheid?
Maar er zijn talrijke marktinvloeden aanwezig naast veel zakelijke kwestie te regelen in elke werking. Het oprukkende marktdenken noopt tot ondersteuning van werkingen. Daarnaast is het zeer zinvol dat ondernemerschap in kunstenaarsopleidingen een steviger plaats kan krijgen.
Goed bestuur nastreven is vanzelfsprekend. De bestuurscode Cultuur en de principes van de competentiematrix voor bestuurders in de regelgeving verankeren, klinkt positief, maar … Er is een grote maar. Het is voor veel culturele organisaties, in welke deelsector dan ook, niet eenvoudig competente bestuurders te vinden. Iedereen wil diversiteit, goede profielen, regelmatig vernieuwing van bestuurders enzovoort. Immers, het zijn niet allemaal aantrekkelijke bestuursmandaten, zoals in deSingel, Het Concertgebouw of OperaBallet. Nog nieuwe extra regels opleggen is niet de meest adequate oplossing.
Onze staatsindeling maakt ons niet krachtiger op het internationale politieke en beleidstoneel, integendeel. Dat moet beter. Er wordt een nieuwe strategische visienota aangekondigd, hopelijk een beleid met ambitie. Maar laat dat aub geen marktgerichte en instrumentele benadering zijn van onze kunstenaars. Het staat letterlijk in de beleidsnota: 'internationale promotie, export en vermarkting van professionele Vlaamse culturele en creatieve initiatieven.' Nee, zo hoort het niet. Een internationaal cultuurbeleid moet vertrekken van de culturele en artistieke waarden en noden van onze kunstenaars en kunstorganisaties, niet van politieke motieven of vanuit een marktgericht denken. Geef aub een plaats aan de Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland. Zij kunnen zeker een positieve rol spelen.
De culturele samenwerking met de Franse en Duitstalige Gemeenschap is nog jong. De minister stelt dat het een belangrijk onderdeel van haar bilaterale beleid zal zijn. Zal dat ook zo zijn met Nederland? De samenwerking bestaat, maar is vandaag quasi beperkt tot De Nederlandse Taalunie – waar er ook wat meer schwung in mag komen – en partners als deBuren, de fondsen en Ons Erfdeel. De Nederlandse regering staat niet te springen voor deze samenwerking. Ze kondigde bijvoobeeld al aan dat ze de subsidiëring van Ons Erfdeel zal schrappen. En wat gebeurt er met de Taalunie en deBuren?
Een beleidsnota zal nooit volledig zijn, net zoals het regeerakkoord. We lezen niets over het belang van een goed lokaal cultuurbeleid. En derhalve ook niks over de wijze waarop de Vlaamse overheid dat kan ondersteunen. Er zijn kleine sectorale impulsen, bijv. de UITPAS, de lokale netwerken en de bovenlokale culturele samenwerking. Maar dat is al met al weinig. De Vlaamse overheid kan veel doen dat het lokaal cultuurbeleid versterkt en kan daarmee inspelen op de noden van de lokale besturen, het kan veel doen voor hun openbare bibliotheken, cultuurcentra, cultuurdiensten enzovoort. Wat met de cultuurspreiding in landelijke gebieden? Het ongenoegen in ruraal Vlaanderen kon je zo uit de verkiezingen aflezen. Cultuur kan een belangrijk tegengif zijn tegen radicalisering. Wat met de afstemming tussen artistieke productie en de spreiding ervan over Vlaanderen?
Er is ook niks te lezen over een (effectieve) vermindering van de planlast, over een efficiëntere KIOSK, over rapportage (jaarverslagen, aanleveren van gegevens enz.). Dat kan veel beter nietwaar.
Wat de culturele diversiteit? Niks te zien. Vergeten? Of zijn er te diepe ideologische breuklijnen in de politieke meerderheid? Vandaag zijn de culturele sector en het culturele publiek helemaal geen afspiegeling van de maatschappelijke diversiteit. Dat realiseren is een een reusachtige opdracht. Enkele aanzetten in die richting zijn meer dan nodig, toch?

Centen en procenten

Voor 2025 bedraagt het globaal cultuurbudget 779.411.000 euro. Dat is ten opzichte van 2024 een (stevige) stijging met 82,9 miljoen (14,9%), waarvan infrastructuur en indexering de slokoppen zijn. Het is een stevige stijging.Dat schept vertrouwen. De sector hoeft zich niet te wapenen voor nieuwe besparingen en diep snijdende ingrepen.
Er komt vooral een pak geld bij voor infrastructuur. Dat is veruit de grootste stijger van de cultuurbegroting. Plus 73,8 miljoen, een stijging met 88,3% Vorig jaar was het bedrag voor infrastructuur reeds gestegen met zowat 40 mijoen. In 2023 bedroeg het slechts 28,4 miljoen euro. Dat zijn in principe eenmalige uitgaven. Het is niet duidelijk of dat bedrag de komende jaren op hetzelfde peil blijft.
Daarnaast zijn er tal van andere, veeleer beperkte stijgingen van subsidies. Meest opvallend zijn de middelen voor het KMSKA. De toelage wordt met 2,7 miljoen euro verhoogd.
Geruststellend is het feit dat zowel subsidies voor lonen en deze de werking worden geïndexeerd. Niet volledig weliswaar. Het gaat om 7,29 miljoen (waarvan 1,4 miljoen voor werking).

Over het algemeen

Er staat in het begin van de beleidsnota echter wel een merkwaardige paragraaf, eentje om ons zorgen over te maken: 'Binnen het brede cultuurbeleid ga ik op zoek naar toekomstperspectief voor de verschillende disciplines: waar willen we in 2035 staan, wetende dat de uitdagingen op vlak van kwaliteit, creativiteit, participatie en inclusie groot zijn en wetende dat er altijd budgettaire limieten zijn. Ik wil zo snel mogelijk, in overleg met de sector, komen tot een werkmethode om input te verzamelen en vorm te geven aan dat toekomstperspectief.' Misschien is ongerustheid onnodig, maar enige verheldering zou nuttig zijn.

De omgevingsanalyse bevat veel correcte bevindingen. Zoals het grote belang van de band met het onderwijs, een band nog steeds zeer zwak is. In de cultuureducatie moet nog veel ontwikkelingswerk gebeuren. Wij rekenen op de minister om hier koppig en doortastend mee om te gaan.

Terecht schrijft de minister dat de precaire sociaaleconomische positie van kunstenaars een belangrijk aandachtspunt blijft en een gerichte aanpak verdient. Dat probleem is bekend, maar hoe zou de Vlaamse overheid dit kunnen remediëren? De mooie woorden in de inleiding en omgevingsanalyse prikkelen de nieuwsgierigheid. Hoe zal een en ander concreet uitgewerkt worden? Maar helaas, het lijkt wel of een aantal doelstellingen door een minister van N-VA zijn geschreven. Of minstens stevig beïnvloed zijn door die coalitiepartner. Bij momenten krijgt de lezer de indruk dat het beleid van haar voorganger wordt gecontinueerd, bijvoorbeeld bij de teksten over FAAM en over ondernemerschap.

In het overkoepelende luik van de beleidsnota gaat Caroline Gennez in op het onderzoeksprogramma, op de lokale vrijetijdsmonitor, op digitalisering enz. . Het is goed te lezen dat er een gecoördineerd onderzoeksprogramma komt dat het ontsloten wordt. Goed, want dat was de voorbije jaren niet steeds het geval. Dan de lokale vrijetijdsmonitor. Het is een niet zo geslaagde poging om zicht te houden op culturele evoluties op lokaal niveau. Die monitor herdenken is nodig. Momenteel zijn de gegevens onvolledig en zijn conclusies niet te trekken. Het geldt ook voor de gegevensregistratie (SISCA) over de sociaal-culturele sector. Dan de onvermijdelijke digitalisering. Er komt een ministeriële visienota. Oké, iedereen wenst orde in de digitale chaos. Plus, de Vlaamse overheid moet hier een helpende hand reiken aan het veld.

'We willen inzetten op participatie van alle Vlamingen', schrijft de minister. Maar het blijft beperkt tot mooie intenties. De UiTPAS is een belangrijk instrument, maar is niet zaligmakend. Er moet veeeeel meeeeer gebeuren. Vooral investeren in collectieve deelname aan cultuur, stimuleren van lokale besturen, gerichte acties naar kansen- en andere doelgroepen, vorming van cultuurwerkers, de organisaties in het kunstendecreet stimuleren op meer aandacht te hebben voor hun potentieel publiek, enzovoort. Waar blijft dit luik? De bovenlokale netwerken vrijetijdsparticipatie krijgen een vermelding. Al met al blijft dit een mager stuk, maar er is een actieplan beloofd. We zijn curieus.

Culturele infrastructuur

Infrastructuur dan. Infrastructuur duurzaam en toekomstbestendig maken, staat voorop. De minister zal ook lokale besturen aanmoedigen om hun regierol op te nemen en verder te versterken. Uiteraard is kwaliteitsvolle infrastructuur essentieel voor een goede culturele werking. Het wordt in toenemende mate een topprioriteit. Dat is ambitieus. Ik durf een gestructureerde samenwerking met de lokale besturen suggereren, misschien zelfs met financiële stimulansen. De lokale besturen hebben het financieel immers niet zo makkelijk. De minister bepleit ook het principe van gedeeld en tijdelijk ruimtegebruik. Goed, misschien kan ze experimenten opzetten? De nieuwe regering zet veel in op de eigen infrastructuur van de Vlaamse overheid, met zowat 100 miljoen gespreid over de beleidsperiode. Tof dat het Amerikaans Theater er (opnieuw) komt en die andere projecten zoals het Kaaitheater, Beursschouwburg enz. verder gezet worden. Fijn dat via de sectorale investeringssubsidies voor bovenlokale cultuurinfrastructuur doorlopen.
De renovatie van het Oostendse Mu.Zee krijgt een aparte vermelding. Goed, maar blijft het dan wel op de originele locatie? Er is toch ook sprake van een verhuis naar het Thermae Palace op de zeedijk? Het zou gek zijn het museum te renoveren en vervolgens het museumgebouw te verlaten. Het cultuurbudget is daar te nauw bemeten voor.

Van structuren en subsidies

Eerst over het bovenlokaal cultuurlandschap. De minister zal de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS'en) met een bovenlokale cultuurwerking structureel blijven ondersteunen, met het oog op een volledige gebiedsdekking. Dat is prima, maar je kan er toch een paar vragen over stellen. Maar wat komt er terecht van de intentie van ex-minister Somers om voor alle vormen van intergemeentelijjke samenwerking tot een eenvormig bovenlokale geografische indeling te komen. En wat met de verrommeling, ik bedoel de geschetste IGS'en, de Erfgoedcellen, de Intergemeentelijke Erfgoeddiensten, structuren die al dan niet autonoom of ingebouwd zijn in streekintercommunales? Merkwaardig is de gedachte in de beleidsnota dat de openbare bibliotheken in deze IGS'en als knooppunt en katalysator zouden kunnen fungeren tussen de lokale, bovenlokale en Vlaamse cultuurbeleving. Openbare bibliotheken kunnen hier een rol in spelen, maar zij kunnen dat onmogelijk alleen aan; er zijn ook de cultuur- en gemeenschapscentra die een grotere rol kunnen spelen als 'knooppunt'. Maak hier geen denkfouten aub.
En dan komt opnieuw de bovenbouw (de steunpunten e.d.) in beeld. Sinds 20 jaar wil elke minister hier in ingrijpen. Het doel is: de samenwerking versterken en een zo groot mogelijke efficiëntie nastreven. Tja. Is het niet zo? En dus weer een nieuwe visienota, de zoveelste. Misschien kan de minister ook eens luisteren naar de organisaties uit de bovenbouw?
Nog zo'n punt is het subsidiestelsel zelf. Het is in de vorige legislatuur op orde gezet, inclusief een 'harmonisatie van standaarden en procedures'. Maar nee, opnieuw wordt een 'herdenking' aangekondigd. Met het oog op meer doelmatigheid in een geïntegreerd cultuursubsidiestelsel. Chique woorden, maar is dat een nodige operatie? De meeste sectoren verlangen naar een periode van decretale rust.
Wel heel terecht is de aandacht in de beleidsnota voor het beoordelingssysteem (de beoordelingscommissies). Daar mag inderdaad over nagedacht worden. Niet alleen in functie van haalbaarheid en werkbaarheid, maar ook qua methodieken, vereiste competenties, deontologie en procedures. Er loopt nog teveel fout.

Erfgoed

Over naar het cultureel erfgoed, of liever met 'erfgoed' in brede zin. De minister wenst een samenwerking tussen onroerend, roerend en immaterieel erfgoed. Dat zijn vele betrokkenen principieel genegen. Mag ik even opmerken dat in zowat alle landen in Europa het onroerend erfgoed bestuurlijk deel uitmaakt van het cultuurbeleid, het 'moeder'huis van all erfgoedzorg. Dat de ministers en de administraties starten met het stimuleren en optimaliseren van de samenwerking. Dat zal al een onwaarschijnlijk moeilijke oefening zijn. Wat zeker niet mag gebeuren is dat het beleidsdomein CJM (Cultuur, Jeugd en Media) uitgekleed wordt.
Daarnaast lezen we veel goede initiatieven, o.a. een evaluatie en bijstelling van het idemniteitsdecreet, een sterkere regeling voor het buiten Vlaanderen brengen van cultuurgoederen enz. Het valt ook op hoeveel aandacht de topstukken krijgen in de beleidsnota. Daar is inhoudelijk niks fout mee, maar het is duidelijk een erfenis van een zwak beleid in het verleden. Iets meer vragen kan je stellen over de toekomst van FAAM, het virtuele museum van Vlaanderen. Het is een fameuze erfenis, die blijkbaar niet geeft wat ervan wordt verwacht, want nu is het de bedoeling om op bestaande erfgoedlocaties een 'belevingscentrum' te maken rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur. Jammer dat de overheid niet erkent dat al onze erfgoedactoren samen, onze musea, archieven, beschermde monumenten en dorps- en stadsgezichten, enzovoort, dat eigenlijk al zijn. Hen versterken zou hun rol sowieso nog belangrijker maken. Daar nog een laag op leggen met een Vlaams Leeuwke op geborduurd, is een vorm van instrumentalisering waarvan de meerwaarde twijfelachtig is. Het identitaire cultuurbeleid van de N-VA is nog sterk aanwezig.
De aandacht voor een restitutiebeleid, voor een rampenstrategie voor het erfgoed, het collectiebeleid van de Vlaamse overheid en vele andere aandachtspunten in het cultureel-erfgoedbeleid, is waardevol.

De kunsten

Over naar de kunsten en het Kunstendecreet. Het decreet opnieuw opschudden is geen aangewezen piste. De strategische visienota laat voldoende ruimte voor de minister om accenten te leggen. Dat Gennez de kunstensector wil stimuleren om nog meer aandacht te hebben voor maatschappelijke impact, beoogd publieksbereik en –beleving en het belang van samenwerking en spreiding in landelijke gebieden, zijn heel terechte accenten. Doen!
Komt er nu een fusie van de grote orkesten? De beleidsnota spreekt over 'doorgedreven laten samenwerken'.
Leesbevordering, een doel dat eerder thuishoort in een eerder luikt over participatie, is een ander speerpunt in het nieuwe beleid. De minister schrijft in het opperbeste ambtenarees: 'Ik ga hiervoor beleidsdomeinoverschrijdend op zoek naar een adequate financiering binnen een passende beheerstructuur. Bibliotheken en Iedereen Leest nemen hier een belangrijke rol in op.' Wat zou dat betekenen? Dat anderen de facturen moeten betalen? Wie dan wel?
Het bloeiende circusveld verdient de nodige steun. Er is volgend jaar een nieuwe subsidieronde. Over circus noteert de minister een uitdrukkelijke beleidsoptie: 'Het Circusdecreet van 2019 ga ik evalueren en waar nodig het regelgevend kader aanpassen.' Dat is een nuttige oefening. Maar het is nu wel tijd voor een meer matuur beleid voor een (bijna) mature sector. Deze interdisciplinaire kunstvorm is innovatief, bereikt een hoge kwaliteit en is toegankelijk voor brede publieksgroepen. Redenen genoeg om hier extra in te investeren. En daarvoor hoeft de minister niet te wachten tot 2030.
En dat er blijvend en zelfs meer dan ooit nood is aan Vlaamse kwaliteitsvolle film en de tv-fictie en -documentaire, is een feit. Een klein taalgebied en de kleine markt zijn ernstige handicaps.
Over de tax shelter zal ik als koele minnaar ervan, zedig zwijgen. Ik besef goed genoeg dat zonder de tax shelter veel producenten zouden bloeden. Maar er is wel nood aan een vorm van kwalitatieve beoordeling of toetsing.

Amateurkunsten en sociaal-cultureel werk

De amateurkunsten hebben de wind in de zeilen. Het lopende beleid, dat haar degelijkheid heeft bewezen, wordt verder gezet. De sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk snakt naar echte waardering, terecht. De beleidsnota doet dat ook. Maar, er zitten wel adders onder het gras. Er wordt opnieuw een decreetsaanpassing aangekondigd, maar hopelijk met minder planlast voor organisaties en overheid. De optie om de verplichting te schrappen voor organisaties om elk van de drie rollen op te nemen (de verbindende rol, de kritische rol en de laboratoriumrol) wordt geschrapt. Dat wordt positief ontvangen door het sociaal-cultureel veld.
En dan is er nog een zin die wel uit het partijprogramma van N-VA lijkt te komen: 'Net zoals in andere cultuurdecreten, moet de Vlaamse Regering autonoom kunnen beslissen over de subsidietoekenning. Behalve de decretaal voorziene uitzondering voor excellerende organisaties, worden geen uitzonderingen voorzien. Het uitvoeringsbesluit wordt in die zin aangepast.' De handen helemaal vrij voor de politiek dus. Dat is niet echt een vorm van waardering voor de sector. Markant is dat er met geen woord wordt gerept over de gewraakte passage over de etnisch-culturele federaties: 'Organisaties die segregerend werken door louter terug te plooien op etnisch-culturele afkomst, komen niet in aanmerking voor subsidie.' Ze is op 19 september vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Ik neem aan dat ze definitief als voorwaarde is verdwenen.

Goed bestuur en ondernemerschap

Over ondernemerschap kunnen we kort zijn. De cultuursector is heel ondernemend, maar is niet op financiële winst gericht, maar op kwaliteitsvolle culturele prestaties, op een verankering in de samenleving, op het bereiken van zo ruim mogelijke publieken en deelnemers, op gemeenschapsvorming en maatschappelijke verandering. Daarvoor moet je ondernemend zijn. Is dat niet voldoende voor de overheid?
Maar er zijn talrijke marktinvloeden aanwezig naast veel zakelijke kwestie te regelen in elke werking. Het oprukkende marktdenken noopt tot ondersteuning van werkingen. Daarnaast is het zeer zinvol dat ondernemerschap in kunstenaarsopleidingen een steviger plaats kan krijgen.
Goed bestuur nastreven is vanzelfsprekend. De bestuurscode Cultuur en de principes van de competentiematrix voor bestuurders in de regelgeving verankeren, klinkt positief, maar … Er is een grote maar. Het is voor veel culturele organisaties, in welke deelsector dan ook, niet eenvoudig competente bestuurders te vinden. Iedereen wil diversiteit, goede profielen, regelmatig vernieuwing van bestuurders enzovoort. Immers, het zijn niet allemaal aantrekkelijke bestuursmandaten, zoals in deSingel, Het Concertgebouw of OperaBallet. Nog nieuwe extra regels opleggen is niet de meest adequate oplossing.

Internationaal werken

Onze staatsindeling maakt ons niet krachtiger op het internationale politieke en beleidstoneel, integendeel. Dat moet beter. Er wordt een nieuwe strategische visienota aangekondigd, hopelijk een beleid met ambitie. Maar laat dat aub geen marktgerichte en instrumentele benadering zijn van onze kunstenaars. Het staat letterlijk in de beleidsnota: 'internationale promotie, export en vermarkting van professionele Vlaamse culturele en creatieve initiatieven.' Nee, zo hoort het niet. Een internationaal cultuurbeleid moet vertrekken van de culturele en artistieke waarden en noden van onze kunstenaars en kunstorganisaties, niet van politieke motieven of vanuit een marktgericht denken. Geef aub een plaats aan de Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland. Zij kunnen zeker een positieve rol spelen.
De culturele samenwerking met de Franse en Duitstalige Gemeenschap is nog jong. De minister stelt dat het een belangrijk onderdeel van haar bilaterale beleid zal zijn. Zal dat ook zo zijn met Nederland? De samenwerking bestaat, maar is vandaag quasi beperkt tot De Nederlandse Taalunie – waar er ook wat meer schwung in mag komen – en partners als deBuren, de fondsen en Ons Erfdeel. De Nederlandse regering staat niet te springen voor deze samenwerking. Ze kondigde bijvoobeeld al aan dat ze de subsidiëring van Ons Erfdeel zal schrappen. En wat gebeurt er met de Taalunie en deBuren?

En, gebeurt er iets met landen in Azië en Afrika, in Zuid-Afrika, Marokko enz. Als voormalig federaal minister van Ontwikkelingssamenwerking zou Gennez hiervoor wel een actieve belangstelling voor moeten hebben. Ziet ze een volwassen samenwerking haalbaar met die landen? Niet vanuit Vlaamse economische belangen maar vanuit de oprechte overtuiging dat culturele samenwerking zowel die landen als ons vooruit helpt.

En weinig of niets over …

Een beleidsnota zal nooit volledig zijn, net zoals het regeerakkoord. We lezen niets over het belang van een goed lokaal cultuurbeleid. En derhalve ook niks over de wijze waarop de Vlaamse overheid dat kan ondersteunen. Er zijn kleine sectorale impulsen, bijv. de UITPAS, de lokale netwerken en de bovenlokale culturele samenwerking. Maar dat is al met al weinig. De Vlaamse overheid kan veel doen dat het lokaal cultuurbeleid versterkt en kan daarmee inspelen op de noden van de lokale besturen, het kan veel doen voor hun openbare bibliotheken, cultuurcentra, cultuurdiensten enzovoort. Wat met de cultuurspreiding in landelijke gebieden? Het ongenoegen in ruraal Vlaanderen kon je zo uit de verkiezingen aflezen. Cultuur kan een belangrijk tegengif zijn tegen radicalisering. Wat met de afstemming tussen artistieke productie en de spreiding ervan over Vlaanderen?
Er is ook niks te lezen over een (effectieve) vermindering van de planlast, over een efficiëntere KIOSK, over rapportage (jaarverslagen, aanleveren van gegevens enz.). Dat kan veel beter nietwaar.
Wat de culturele diversiteit? Niks te zien. Vergeten? Of zijn er te diepe ideologische breuklijnen in de politieke meerderheid? Vandaag zijn de culturele sector en het culturele publiek helemaal geen afspiegeling van de maatschappelijke diversiteit. Dat realiseren is een een reusachtige opdracht. Enkele aanzetten in die richting zijn meer dan nodig, toch?